Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zijt naarstig, om [49]het aangezicht uwer schapen te kennen; [50]zet uw hart op de kudden. 48. Hebreeuws, kennende zult gij kennen. Het woord kennen is hier genomen voor bezorgen en waarnemen. Zie Gen.18:19. 49. Dat is, staat en gelegenheid. Dit woord schijnt mede te brengen dat een huisvader zelf bij wijlen naar zijne kudde moet zien, en al de zorg op anderen alleen niet te laten staan. 50. De zin is dat elkeen naarstiglijk letten moet op de winning, bewaring en regering van zijn goed; hetwelk in oude tijden veel bestond in vee en beesten. Vergelijk de manier van spreken met Job 1:8, en de aantekening.